dinsdag 31 augustus 2010

Fout

Het eten verloopt rustig vandaag. Sandra vertelt mij iets grappigs en ik moet daarom lachen. Ik moet er lang om lachen. Dan word ik opgeschrikt door een ferme klap op tafel. “Sjosee!!!”, roept Nesile. Ze kijkt me boos aan. “Pas op!”, roept ze en ze gebaart er stevig bij. Dit lijkt menens. Ik lach naar haar maar ze is niet te vermurwen. Ik zit goed fout. Met een wijds gebaar van haar arm geeft ze me te kennen dat ik van tafel moet gaan. Ik schud nee. “Jaha”, knikt ze vastbesloten en onverbiddelijk “Sjosee, pas op…fout…roepen is fout, klaar!!, van tafel jij! Gebaart ze weer. Ik rij met mijn rolkruk naar achteren tot ik op de time out plaats van Quincy zit. De andere leerlingen kijken zeer verbaasd en lijken niet te weten of ze dit grappig of eng moeten vinden. Nesile valt even uit haar rol als ze mij daar ziet zitten en gebaart “Maf”. Zij vindt deze situatie duidelijk komisch. Ze pakt haar rol weer op en begint te preken. Het ziet er serieus en herkenbaar uit. Ze heeft goed opgelet op de momenten dat ik boos op haar ben geweest. Uiteindelijk vraagt ze of ik klaar ben met roepen en geeft ze me nog één keer te verstaan dat dat geroep van mij fout is. Ik doe wat Nesile altijd tegen mij doet als we een conflict hebben. Ik zeg dat ik niet klaar ben met roepen, doe mijn armen over elkaar, span al mijn spieren en trek een lang gezicht naar haar. Een microseconde is ze verbaasd en moet ze even verwerken wat ze ziet. “Nee”, zegt ze “roepen is fout, jij moet daar blijven zitten”. Ik schud nee en dan gebeurt er een minuut lang niks. Het is heel stil in de klas. Nesile eet van haar boterham. Dan roep ik haar en zeg dat ik klaar ben met roepen. “Oooo, goed”, zegt ze en met een royaal gebaar word ik weer uitgenodigd aan tafel.

Run and hug

Het is lekker weer, wel koud, maar we kunnen best even naar buiten om een frisse neus te halen. Eenmaal op het plein rent Sandra een stuk vooruit. Midden op het plein blijft ze staan en roept: “ Wie komt er een knuffel halen?!?”
Dat laat Nadine zich geen twee keer zeggen. Ze neemt een fikse aanloop en stort zich in Sandra’s armen. De andere leerlingen zien het aan en stuiteren in hun stoel of rijden enthousiaste rondjes met hun elro al naar gelang hun mogelijkheden. Ik roep tegen Sandra:” Blijf staan, Suzanne wil ook!” Sandra gaat ervoor staan. Ik ren met Suzanne in de elro naar Sandra toe. Suzanne zet zich schrap in de stoel en giert het uit als ze door Sandra omhelst wordt. We zetten onze leerlingen in een horizontale rij waar één van ons voor gaat staan. Om de beurt mogen ze naar ons toe rennen, rijden of worden ze gereden om geknuffeld te worden. De enige spelregel is dat ze moeten wachten tot we tot drie geteld hebben en dan mogen ze naar ons toekomen. Dit is nog best moeilijk en zorgt voor komische situaties. We hebben heel veel lol.
Binnen praten we er nog over na. We zijn allemaal erg in onze nopjes met dit nieuwe zelfverzonnen spel.
“ Hee San, zullen we het “Run and hug” noemen?”, vraag ik. San vindt het goed.
Het is even stil. Dan begint naast mij Geoffry te brullen. “ Haaaaa!”, roept hij “ Ren en Hhhhhak!” Hij maakt er een flinke hakbeweging bij met zijn arm.
“ Hahaha, nee Geof “ Run and hug”, spreek ik overdreven engels uit. “ Ren en knuffel”, je spreekt toch engels?”
“ Nee, “Ren en hhhhak”, giechelt Geoffry. Weer die hakbeweging, maar nu in mijn richting. “Zeg!”, doe ik quasi verontwaardigt “ Je mag geen juffen omhakken. Zo gaat het spel niet!!!”
Geoffry ziet het inmiddels levendig voor zich. De rest van de ochtend horen wij dan ook bijna alleen nog maar “ Hhhhhak!!!” gevolgd door de beste armzwaai die hij kan maken.
Als hij ’s middags naar huis is schalt zijn lach ons nog na in de onze oren. Met zo’ n lach als beloning willen wij met liefde ten allen tijde door hem omgehakt worden.

Hij's dood

Dit verhaal gaat over Babette. Ze is onze jongste. Soms is ze het kleine zusje van de groep en soms een diva met sterallures. Met haar manier van praten maakt ze ons vaak aan het lachen. Ze herhaalt het laatste woord van een zin die tegen haar gesproken wordt. Dat doet ze op een vragende manier. Bepaalde medeklinkers komen er ook anders uit dan ze ze bedoelt. Zo is een “hamphamp” een zaklamp en “ bandband” betekent plakband om maar eens een paar voorbeelden te noemen. Wij zeggen “Babetti” tegen haar, gewoon omdat we haar zo lief vinden.
Eens in de zoveel tijd gaat Babette logeren in het kinderhuis, Wijkersloot. Vandaag ook. Babette wordt de klas ingereden door Richard haar taxi chauffeur. Hij zeult een grote tas met zich mee.
“ Hosé?”, zegt ze verbaasd, terwijl ik er toch echt iedere ochtend sta.
“ Hee Babetti, wat heb je daar?”
“ Hiat”, zegt ze en wijst naar Richard.
“ Ja Richard. Wat heeft ie bij zich?”
“ Tas”.
“ Ja, wat een grote tas. Waarom heb je die mee?”
“ Hoferen! “, glundert ze.
“ Ga je logeren? Wat leuk! “
“ Hij’s dood!!!”, roept ze enthousiast.
Sandra en ik kijken elkaar verbaasd aan. Neemt het gesprek hier een andere wending? Is er iemand overleden. Haalt zij dingen door elkaar of gaat dit nog over het logeren? Ons gezicht is één groot vraagteken. Eigenlijk gek, want we weten dat ze op Wijkersloot gaat logeren, maar dat verband hebben wij op dit punt nog niet gelegd.
“ Wat bedoel je Babetti?”
“ Hij’s dood!”, meldt ze ons weer enthousiast.
“ Hè? Wie is er dood?”
“ Nee, Hij’s dood”.
Wij geven het even op. Babette niet. Gedurende de ochtend horen we regelmatig “Hij’s dood”.
Pas als ik Geoffry zijn boterham geef en Babette nogmaals zegt : “ Hosé, hij’ s dood”, valt bij mij het kwartje. “O”, zeg ik tegen Sandra, ze bedoelt: “Wijkersloot”. “ Ja!!!”, roept Babette: “ Hij’s dood”. Even is het stil. Dan spuugt Geoffry zijn brood uit van het lachen. Hij woont namelijk permanent op “Hij’s dood”.

Seinen

We zitten aan tafel en eten. Sandra helpt Quincy en Suzanne. Ik help Nadine. Geoffry zit aan mijn rechterkant, die wordt zo opgehaald en eet thuis op Wijkersloot. Naast hem zit Suzanne. Nadine en ik concentreren ons op het eten. Het lukt haar al om in twintig minuten twee boterhammen netjes naar binnen te werken. Ze is een kanjer.
Terwijl we zo ingespannen bezig zijn voel ik ogen prikken in mijn rug. Als vanzelf draai ik me om en… kijk recht in de blauwe ogen van Suzanne. Oogcontact. Suzanne moet erom lachen en ik ook. Op deze manier roept ze me wel vaker.
“ Suzanne, zit jij naar mij te seinen?”. Haar lach wordt nog breder. “ Suzanne seint naar mij”, zeg ik tegen Nadine en Geoffry. Ze zijn meteen alert. “ Weet je hoe ze dat doet?”. Nee, dat weten ze niet. “ Ze kijkt me strak aan en houdt dat net zolang vol totdat ik haar ogen voel prikken en terug kijk. Zo roept ze me soms.” Nadine wijst naar Suzanne en knikt bevestigend: “ Ja zo doet ze dat soms”. Geoffry zegt niks, maar ik zie aan zijn gezicht dat hij het een interessant gegeven vindt.
We gaan door met eten. plotseling hoor ik rechts van me Geoffry. Hij praat langzaam: “ Jo..sé, kijk..eens”. Ik kijk om, Geoffry kijkt strak terug:” Ik..zit..naar jou…te…seinen”. “ O, goed dat je het zegt Geof, ik had je ogen nog niet voelen prikken”, zeg ik lachend.
Dan komt Nadine in actie. Iedere keer als ze een stukje brood op heeft en ik niet op tijd kijk begint ze te seinen. Dat betekent dat ze met haar gezicht heel dicht bij het mijne komt en me op een vreselijk enge manier fixeert met haar ogen. Ik roep verschrikt: “ Nadine, hou op! Ik vind je eng zo! “ Olie op het vuur. Na elk stukje brood krijg ik deze behandeling. Fantastisch om je juf zo bang te maken. Ze krijgt de lachers op haar hand. Babette die het tot nu toe van een afstandje heeft bekeken roept: “ Hosé! Heinen!” “ O nee hè? Ga jij nu ook al naar me seinen?” “ Jaha!”, roept ze.
Ben ik dan nergens meer veilig?

Sjosee

We zitten aan tafel. Nadine is net uitgegeten dus mijn taak zit er even op. Het is rustig aan tafel. Ik klets wat met Sandra.
Plotseling hoor ik links van mij: “ Sjosee”. Nesile roept en maakt mijn naamgebaar. Ik kijk naar haar en ze straalt me werkelijk tegemoet. Het voelt goed om zo toegestraald te worden, een lachkriebel borrelt bij me op. “Wat is er?”, gebaar ik. “Sjosee”, zegt ze weer en steekt haar duim omhoog “goed”. Ze moet nu erg lachen en ze gebaart naar haar onzichtbare vrienden dat ik Sjosee ben en dat ik daar zit. De onzichtbare vrienden zijn daar schijnbaar ook enthousiast over, want Nesile gaat fanatiek verder met het noemen van mijn naam. Ze kijkt naar mij, maakt mijn naamgebaar en zegt: “Sjoseeeeeeeee”. Hahaha, dat klinkt grappig. Opgelet allemaal, nog een keer: “Sjosaaaaaaaaa”.
Te gek! Nu zo: “Sjosooooooo”, en “Sjosuuuaaaa”!!! Alle mogelijke combinaties met klinkers in mijn naam passeren de revue. Ieder keer als we oogcontact hebben strekken haar handen zich voor haar uit van plezier. “Wat bedoel je nou eigenlijk?”, vraag ik. “ Let op”, gebaart ze. Ze zet zich schrap en met een diepe stem komt er een indrukwekkend “Sjoseeee” vanuit haar tenen. Ze hangt over tafel van het lachen, maar ze lacht me niet uit.
“ Doe ik iets waardoor ze zo moet lachen?”, vraag ik aan Sandra. Zij vindt van niet. Ik zit daar alleen maar te zitten en dat is blijkbaar al voldoende voor Nesile om zo te stralen. “ Wat een eer”, denk ik bij mezelf, “ik hoef hier alleen maar te zitten en dat is al genoeg”. Hier moet ik om grinniken en ik denk aan alle “piekperiodes” in mijn werk. Twee externe besprekingen in een jaar, twee keer een rapport, sinterklaas, kerst, kampweek, alle doelstellingen waar we met onze leerlingen aan werken, nascholing, vergaderingen, alles waarvan wij vinden dat onze leerlingen moeten doen op een dag, overleg met therapeuten, rennen, hollen, vliegen…
Voor Nesile hoeft dat niet en voor haar klasgenoten ook niet. Voor hen hoef ik er alleen maar te zijn en dat is het.